WBSO-evaluatie
In 1994 is de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO) in werking getreden. De WBSO is een fiscale regeling die via een vermindering van de afdracht van loonbelasting en premies volksverzekeringen de loonkosten van S&O-werknemers verlaagt. Voorwaarde is dat het om technologisch S&O-werk gaat gericht op producten, processen en softwareontwikkeling nieuw voor het bedrijf. Tevens worden technostarters in het kader van de WBSO extra gestimuleerd tot het uitvoeren van S&O.
Het idee is dat door verlaging van de belangrijkste uitgavenpost bij het uitvoeren van S&O bedrijven (verder) aangezet worden tot het uitvoeren van (meer) S&O. S&O wordt daarbij gezien als een activiteit met aanzienlijke private én maatschappelijke opbrengsten die belangrijk bijdraagt aan de innovativiteit en concurrentiekracht van de Nederlandse economie.
Met 73.145 aanvragen van 24.754 bedrijven in de periode 1994-2001 en een budget van € 337 miljoen in 2001 is de WBSO in termen van bereik en budget uitgegroeid tot veruit de belangrijkste maatregel in Nederland gericht op stimulering van S&O werkzaamheden bij bedrijven.
Gezien de doelstelling van de WBSO staat de vraag of en in welke mate de WBSO tot meer S&O-activiteiten leidt bij bedrijven centraal in deze evaluatie. Dit wordt aangeduid als het eerste orde effect. Daarnaast beoogt de evaluatie inzicht te verschaffen in: de mate waarin de omstandigheden die in 1994 aanleiding waren voor het instellen van de WBSO nog steeds actueel zijn; effecten op de resultaten van S&O op innovativiteit (de zogenaamde tweede orde effecten) en bedrijfspresteren (derde orde effecten); doelgroepbereik van de WBSO; perceptie uitvoering WBSO, inclusief gebruik van intermediairs / subsidieadviseurs en de perceptie van WBSO-gebruikers van mogelijke aanpassingen in de WBSO-regeling.
De centrale hoofdboodschap is als volgt:
De WBSO draagt significant bij aan de verhoging van de S&O-intensiteit van het Nederlandse bedrijfsleven. Op korte termijn geven bedrijven die 1 € aan vermindering van de loonbelasting in het kader van de WBSO ontvangen gemiddeld iets meer dan 1 € uit aan extra S&O. De WBSO leidt tot extra S&O (additionaliteit) en per saldo verdringt de korting op de S&Oloonkosten geen private S&O uitgaven (substitutie). Dit houdt in dat gemiddeld genomen de additionaliteit het substitutie-effect overtreft.
Deze conclusie is zowel door econometrische berekeningen als door een uitgebreide veldstudie onderbouwd.
Hierbij is nog geen rekening gehouden met de naar verwachting positieve langere termijn effecten en de aanzienlijke maatschappelijke opbrengsten verbonden aan extra investeringen in S&O-activiteiten. Beide zijn in deze evaluatie buiten beschouwing gelaten.
Kleine bedrijven lijken meer baat te hebben van de WBSO dan grote bedrijven, dat geldt met name voor de innovativiteit ofwel de resultaten van de S&O inspanningen, zoals omzet uit nieuwe producten. Dit hangt samen met het feit dat de WBSO in het bijzonder is gericht op het stimuleren van S&O bij kleine ondernemingen.
Het gevonden effect van WBSO op de S&O-uitgaven is vergelijkbaar met de gemeten effecten van soortgelijke fiscale maatregelen in het buitenland.
- Publicatienummer
2001.046-0205 - Publicatiedatum
1 maart 2002
- Projectnummer
2001.046 - Opdrachtgever(s)
Ministerie van Economische Zaken
Partner