Christiaan Holland geeft presentatie in Tokyo over Nederlands innovatiesysteem

Christiaan Holland heeft in Tokyo, Japan, op 13 maart een presentatie gegeven over het Nederlandse innovatiesysteem. Dit artikel geeft een samenvatting van de inhoud van deze presentatie weer.

In eerste instantie heeft Christiaan het Nederlandse innovatiesysteem beschreven in de zin van (indicatoren van) prestaties. Nederland scoort niet hoog als het gaat om innovatieve prestaties. De meeste (traditionele) indicatoren laten zien dat we net boven het Europese gemiddelde zitten (en Japan en de VS laten ons ver achter zich). In tweede instantie is het nationale innovatiesysteem beschreven in termen van sterke en zwakke punten. De baten van het Nederlandse systeem zijn bijvoorbeeld de kwaliteit van wetenschappelijk onderzoek, de gepatenteerde activiteiten en de uitstekende toegankelijkheid (en bruikbaarheid) van ICT. Met betrekking tot het doordringen van het internet is Nederland een van de meest succesvolle landen ter wereld. De belangrijkste verbeterpunten zijn dat er relatief niet veel in R&D wordt geïnvesteerd door Nederlandse bedrijven, dat het innovatieve ondernemerschap zwak is en dat overheidsstructuur erg complex is. Recentelijk is er een zogenaamd innovatieplatform ingericht (voorgezeten door de president) om de aansturing van het wetenschaps- en technologiegebied te verbeteren. Hiermee wordt opnieuw nadruk gelegd op innovatievraagstukken.

 

Er zijn vijf trends zichtbaar in het Nederlandse innovatiebeleid:

1. Van een algemene benadering naar focus en massa: er zijn door het innovatieplatform een aantal technologieën en zakelijke domeinen geselecteerd die een sleutelrol vervullen, te weten: watertechnologie, bloemen en voeding, vernuftige systemen en materialen, levenswetenschappen en gezondheid, creatieve industrie en chemische technologie.

2. Het stroomlijnen en vereenvoudigen van het instrumentarium: richting een meer op maat gesneden benadering. De afgelopen jaren is veel inspanning geleverd om administratieve lasten te verlagen en de toegankelijkheid van innovatieprogramma’s te vergroten.

3. Afstemming met lokale en regionale behoeften: zes regionale innovatieprogramma’s zijn door regionale commissies voorbereid en aanvullende fondsen zijn toegekend. Ook hier wordt een op maat gesneden benadering per regio zichtbaar.

4. De kloof tussen het nationale en het Europese innovatiebeleid overbruggen. Nederland boert erg goed in Europese onderzoeksprogramma’s. Nationale instrumenten worden gezien als een opstapje naar het Europese ‘onderzoekskampioenschap’.

5. Tot slot wordt er steeds meer nadruk gelegd op het vaststellen van de valorisatie van kennis. Het vaststellen van de valorisatie wordt wel eens beschouwd als de Nederlandse ziekte. We hebben te maken met een zogenaamde kennisparadox. Het onderzoek is van zeer hoge kwaliteit, maar de economische en maatschappelijke spin-off is laag. Nieuwe beleidsmiddelen moeten aan dit probleem tegemoet komen.

In het laatste deel van de presentatie worden enkele typische beleidsinstrumenten kort behandeld. De eerste drie worden beschouwd als meest effectief in innovatiebeleid:

  • WBSO –  subsidie ter bevordering van R&D
  • LTI – toonaangevende technologische instituten op 4 verschillende domeinen
  • BSIK – De kennisinfrastructuur versterken middels grote onderzoeksconsortia

De laatste drie zijn recentelijk ontwikkeld en moeten hun toegevoegde waarde nog bewijzen:

  • Vouchers – ter bevordering van de interactie tussen SME’s en de kennisinfrastructuur
  • Smart Mix – om zowel focus & massa in onderzoek als het vaststellen van de valorisatie ervan te stimuleren
  • Innovatieve prestatie-contracten – richten zich op samenwerkende SME’s

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Christiaan Holland